Over huishouden en bullshitjobs

Blog

Een collega rekende het me eens grijnzend voor: “42 onderbroeken, 42 paar sokken, minimaal 24 handdoeken en waslappen, zeven tot 14 vaatdoeken, 12 tot 24 truien, blouses, broeken en dan nog de sportkleren. En dat is alleen nog maar de was die jij iedere week doet!” Een berekening om depressief van te worden. En de trieste definitie van huishouden; want alles wat schoon is, wordt weer vies. Wat zou er gebeuren als die was gewoon bleef liggen?

David Graeber, een professor antropologie aan de London School of Economics, introduceerde het begrip ‘bullshitjobs.’ Banen die zinloos zijn, volgens de beoefenaars van die banen zelf, It’s as if someone were out there making up pointless jobs just for the sake of keeping us all working.‘ Volgens Graeber gaat het vooral om nieuwe banen en sectoren die in de afgelopen eeuw ontstonden; de topbestuurder die overnames en fusies regelt, managers die beleidslijnen uitzetten of dingen vernieuwen vanwege het vernieuwen, consultants die de vernieuwing ondersteunen, financieel en juridisch, verandermanagers die dat proces bij het personeel ondersteunen en ga zo maar door. Tegelijkertijd liep het aantal productieve banen in de agrarische sector, de ambachten, huishoudelijke hulp en industrie sterk terug.

Het is lastig om objectief vast te stellen welke banen er toe doen en welke niet, buiten de beleving van mensen zelf. Een manier om het toch te proberen, zegt Graeber, is om te bedenken wat er gebeurt als een hele klasse werkers vervalt. Wat als morgenochtend alle vuilnismannen, bejaardenverzorgers, kinderartsen, orthopedisch instrumentmakers en, ik noem maar wat, de onderwijzers op de basisscholen, in het niets verdwijnen? Een gebeurtenis met een andere impact dan de plotselinge vermissing van bijvoorbeeld de bestuurders en hrm-managers van die basisscholen, ziekenhuizen en afvalbedrijven, of de marketeers voor de auto-industrie.

En, stelt Graeber, beroepen die er volgens die redenering wel toe doen, worden over het algemeen minder gewaardeerd, zowel financieel als in aanzien (met de uitzondering van specialisten zoals de kinderarts, of hersenchirurg.) Hoe belangrijk en gewild is het dan om werk te doen ‘dat er toe doet’, als het meestal minder betaalt?

Uit onderzoeken blijkt dat in 2013 maar liefst 35 procent van alle Nederlandse werknemers niet ‘enthousiast was over zijn baan,’ en dat in Nederland maar 9% van de werknemers geëngageerd is. Zij zeiden ja op de stelling; ‘De missie of het doel van mijn bedrijf geeft me het gevoel dat mijn baan belangrijk is.’ Werken buitenshuis, zou de kort-door-de-bocht-conclusie kunnen zijn, doe je toch vooral om je geld te verdienen (en een beetje status natuurlijk.)

Mijn sokken en onderbroeken, mijn huishouden, bullshitwerk of niet? Alleen al het woord ‘huishouden’ roept hele foute associaties op, iets met spruitjeslucht, een keukenschort, en, misschien heel raar, alimentatie. Ondergewaardeerd werk, slachtoffer van waardeloze storytelling. Kijk bijvoorbeeld eens naar de bijgaande afbeelding, wat zie je: (interim) facility managers  of huisvrouwen? Want in dat huishouden ligt toch maar mooi de basis voor alles dat buitenshuis gebeurt, bullshitbaan of geen bullshitbaan.

Ik stel voor: iedereen die de eigen baan als bullshitbaan ziet, neemt voor de helft van die baan ontslag. En gaat thuis zinvol aan het werk, misschien met wat ruilhandel om het verlies van salaris te compenseren. De rest van de salarissen lekker verdelen over productieve en zinvolle werkzaamheden – niets aan de hand als er morgen een bestuurder of manager minder op het werk verschijnt. Of wel?