Onze laatste grote roman

Blog

De boekenlegger van mijn vriendin vond ik op bladzijde 62 in de roman die we samen zouden lezen; John Irving, ‘De laatste skilift.‘ Ik ben over de helft van het verhaal, en zij gaat me nooit meer inhalen. Haar boekenlegger bewaar ik voor altijd in haar boek, op bladzijde 62. En heel toepasselijk is dit de laatste ‘grote’ roman van Irving, zoals het ook onze laatste gezamenlijke Irving zou worden. Achteraf gezien een aanwijzing, zoals meer gebeurtenissen tekens lijken te zijn, die ik voor haar dood niet zag.

Ik geloof hardnekkig in de verhalenverteller die we allemaal bij ons dragen.

Want ik betrap mezelf op meer irrationele ideeën, nu ik dit jaar mijn papa en mijn lieve vriendin verloor. Het is alsof ik overal aanwijzingen vind, berichten zelfs – zoals de geesten in de roman van Irving. Voorheen nietszeggende gebeurtenissen hebben plots een andere betekenis. En ook het loodzware en dankbare besef is er; dat ik me nu pas verdiep in de dood, omdat er eerder nooit de noodzaak was. Ongeacht het verpletterende verdriet en verlies om me heen dat anderen meemaakten.

In de boekenkast van mijn vriendin vond ik na haar overlijden een boekje over bijna-dood ervaringen, van cardioloog Pim van Lommel die er jaren wetenschappelijk onderzoek naar verrichtte. We spraken samen eerder over zijn ideeën, een paar maanden voor haar dood. Op zoek naar iets, wat dan ook, dat het makkelijker zou maken. Het lichaam is niet meer dan een soort radio, zegt hij, waar ons bewustzijn tijdelijk gebruik van maakt. Ons bewustzijn is er voor we geboren worden, en nadat we overlijden.

Een oneindig bewustzijn dus, en dat betekent dat ze er nog is, vandaar die berichten. En dat het een kwestie van tijd is voordat mijn lieve vriendin en vader een nieuwe radio vinden, en ik ze weer tegen ga komen. Een fijn en geruststellend idee. Maar zo snel ben ik niet overtuigd, hoe graag ik het ook zou willen. Online zoek ik naar kritiek op de ideeën van van Lommel. En er is zoveel niet bewezen van wat hij schrijft. Is dat erg?

In de kast van mijn lieve vriendin vond ik na haar dood ook een cd van Everything but the girl. Op de terugreis in de auto naar huis is het de enige cd die ik tastend achter me uit de stapel op de achterbank kan vissen. Het eerste nummer is ‘Missing’, en de tekst was nooit eerder zo toepasselijk. Thuis draai ik haar cd keer op keer en hoor ik dat de band in april voor het eerst sinds 24 jaar weer een nieuw album uitbrengt.

En er is meer. Zo ging ik op de dag van haar overlijden met een zwaar hart en zoon naar een balletvoorstelling, het Zwanenmeer. ‘Ik zei het maar niet,’ zei dochter daarna, ‘maar in films overlijdt er altijd iemand terwijl de andere hoofdrolspelers in het theater naar het Zwanenmeer kijken.’

De ochtend na ons theaterbezoek draaide ik vervolgens de radio aan in de keuken. Een bruin ouderwets model, jaren vijftig. Coldplay, met ‘I will fix you.’ “Dus je bent er al niet meer,” zei ik hardop. Een half uur later kreeg ik het appje met haar overlijdensbericht.

En op de dag van het afscheid in het crematorium wisselden regen, zon en felle wind elkaar af. Na het samenzijn reden vriend en ik naar huis. Op het moment dat we de snelweg op draaiden, barstte er een donderende hagelbui los. Enorme windvlagen, de lucht was zo donker dat we de auto’s voor ons bijna niet meer zagen. “Ze is nog steeds kwaad,” zei ik.

Ze hield van het leven en wilde niet dood. Ik denk dat ze woedend was, bozer dan wij wisten. Die kwaadheid is nu weg, lijkt me. De liedjes die ik hoor, en die me aan haar doen denken, zijn liever, zachter. Misschien ben ik minder boos, en voel ik het, omdat ik dit wil voelen. Ons verhaal, waarin ik gebeurtenissen pas en meet.

Onze lieve vriendin overleed op 16 maart, de dag dat vriend en ik elkaar inmiddels 33 jaar geleden voor het eerst kusten. Een soort trouwdag. Dus zit ze de rest van ons leven tussen ons in, op de bank, of bij een romantisch ontbijt of diner. Glimlachend. Haar sterfdag gaan we nooit vergeten. Want zo was ze ook wel weer.

 

 

Missing – 

I step off the train
I’m walking down your street again
And past your door, but you don’t live there anymore
It’s years since you’ve been there
And now you’ve disappeared somewhere, like outer space
You’ve found some better place

  • Everything but the girl

Dag lieve, lieve vriendin

Blog

Mijn lieve vriendin is er niet meer. Ze wilde liefst alleen sterven, boven op een berg. Ik vroeg haar of ze niet bang zou zijn, voor wilde dieren ofzo, stervende op een kale bergtop. Ze was altijd al dapperder dan ik.

Bij de natuurbegraafplaats zochten we afgelopen december naar een plekje voor haar. We wandelden gearmd over de modderige paden, zij tussen ons in. Bij de auto duwde een windvlaag een wolk krijsende kraaien vooruit, hoog boven ons – de wind die daar voor altijd de bomen zou laten kraken, en we keken elkaar aan. Een herinnering als een schilderij, tegen het roodgele waas van het glanzende bos achter haar.

In het ziekenhuis aten we samen aan de rand van haar bed, na weer een ingreep. Die hardnekkige levenslust waarmee ze de laatste maanden van haar leven bij elkaar schraapte. Ze wilde niet dood. Ze had die avond een blosje, en ik legde een hand op haar wang. Vriend keek me vragend aan, en voelde ook, met een hand op haar voorhoofd. Nee, zeiden we tegen elkaar, geen koorts. Die kwetsbare blik in haar ogen, en wij wilden voor haar zorgen. Maar dat wilde ze niet. Het was de laatste keer dat we haar zagen.

Ze verdween al eerder langere tijd uit ons leven. Ze zeilde weg, trotseerde stormen, liep alleen wacht in de nacht en ontweek immense vrachtschepen. Eenmaal terug in Nederland was ze gewoon onze lieve vriendin – we ontdekten elkaar weer moeiteloos in de ander.

Mensen sterven niet alleen, schreef dichter Yevgeny Yevtushenko. ‘Each person has a world that’s all their own.’ Mensen sterven met hun eerste kus, ze nemen hun eerste dag in de sneeuw met zich mee, een eerste ruzie. Onherroepelijk. Zonder haar ben ik niet langer de vriendin die zij in mij opriep. Ontelbare uren vol woorden en dromen, de meisjes die alleen wij kenden. Dat deel nam zij mee, zoals ik ook haar voor altijd bij me draag. Ze ging niet alleen. Misschien wist zij dat al.

Nu komt ze niet meer terug. Ze wilde niet dood maar ze liet ons achter, onderweg naar de top van die berg, waar alleen zij in de nacht de wacht hield. En toen waren daar toch nog plotseling de wolven.

Onze lieve, dappere en koppige Angelique, voor altijd in ons hart. Dag mijn lieve, lieve vriendin.

Over mijn telefoonverslaving

Blog

Lang geleden stopte ik in één keer met roken, cold turkey, en het gevoel nu is hetzelfde. Als ik denk aan mijn mobiel, voel ik fysieke weerstand – ik weet dat ik het niet meer wil. Een verslaving, net als mijn rookverslaving, maar veel makkelijker om van af te komen.

Ik ben inmiddels vier weken (bijna) mobielvrij. Niet omdat ik volledig offline wil zijn, maar omdat ik niet meer zoveel tijd op mijn mobiel wil doorbrengen. En het klinkt wat overdreven en dramatisch, maar het is echt waar; ik voel me bevrijd!

Mijn belangrijkste inzicht kwam afgelopen week, toen ik op een winderig treinperron in Arnhem zat. Op mijn bankje was het warm in de felle zon, en tegelijkertijd ijzig koud, iedere keer als de zon achter een wolk verdween. Naast me zat een jong stel in kaki broeken, dicht tegen elkaar aan, ieder verdiept in hun mobiel. Een groepje scholieren stond schuin voor me, in een kring, verdiept in hun mobiel. Daarnaast twee kletsende vrouwen, die ieder om de beurt hun mobieltjes checkten, en dan weer terug lachten. Een man praatte hardop schaterend voor zich uit in het luchtledige, in een druk gesprek met een partner ergens, in zijn oortjes. Ik stelde me deze scene opnieuw voor, maar dan zonder mobieltjes.

En daar op dat bankje realiseerde ik me plotseling wat ik zonder mobiel weer doe; ik mijmer en peins, ik dagdroom, ik staar. Ik ben weer alleen met mezelf. Ik denk, roerloos, zonder afleiding. Lange stille en rustgevende momenten waarop ik niet, of wel, bewust denk – zonder dat ik grijp naar de afleiding in mijn mobiel. Momenten waarop ik me heel even afvraag wat ik moet doen, waarna ik weer terugzak in mijn eigen gedachten. Een niveau van bewustwording dat me nieuw en tegelijkertijd vertrouwd voorkomt. De rust in mijn hoofd die ik jaren kende, voordat ik ieder moment mijn mobiel indook, bewust én onbewust.

Voorheen werd ik iedere morgen gewekt door mijn mobiel, waarna ik gedachteloos tien minuten (of langer!) door het nieuws scrolde, appjes las en mijn social media checkte. Op een bankje op het perron in de zon las ik ook toen een paar bladzijdes uit een boek, maar checkte ik om de paar bladzijdes mijn mobiel. ‘Wat eten we, wanneer spreken we af, wanneer was ook alweer die ene afspraak, en ergens botste een trein op een andere, en niet eerder was er zo’n groot treinongeluk, vervaagde foto’s van een vergelijkbaar ongeluk, lang geleden, een ziekenhuis, een plaatsnaam die ik herken, waar was dat ook alweer, en met wie was ik daar, een berichtje van een vriendin, heb jij mama gesproken, en wie doet de boodschappen, en ja, ik weet niet wie er vanavond allemaal mee eet. Dat werkappje daar reageer ik niet op, en kun jij 11 februari, het was in Italië denk ik.’

Nu piept mijn wekker, draai ik me nog een keer om, en doezel daarna minuten lang in mijn warme bed. Alleen. Doelloze, stille gedachten die komen en gaan, de dag die eraan komt, een laatste schim van een droom, het getik van de kraan in de badkamer. Tot mijn verbazing slaap ik beter. Ik las al drie dikke boeken, geconcentreerd, met koekjes en thee op de bank, onder een dekentje.

En hoe langer ik zonder mobiel rond loop, hoe absurder het me voorkomt als ik dat weer wel zou doen. Dat zwarte glimmende kastje, waar ik onrustig van werd als ik er te lang niet naar keek. Iedere pauze vulde ik met een korte blik op mijn telefoon. Nu is er een soort stilte terug in mijn hoofd, ruimte en kalmte die er voorheen niet meer was. En nog zo’n fijne bijvangst; ik heb drie uur per dag over, drie hele uren, waarin ik van alles kan doen. Of niets.