Waarom een roadtrip goed is (voor alles eigenlijk)

Blog


Vriendin en ik gaan Zeeland ‘doen.’ Geen opzienbarende roadtrip maar toch, we gaan eiland hoppen, en dat klinkt echt als een serieuze reis. ‘Reizen is niet zozeer een kwestie van bestemming als wel een van instelling,’ schrijft filosoof Alain de Botton en daar zijn we het helemaal mee eens.

We rijden Eindhoven uit in de stralende zon, anderhalf uur later dan gepland. Want voor ons vertrek drinken we eerst een koffie, waarna we bedenken dat we hongerig zijn en niets te eten bij ons hebben, dus moeten we naar de winkel. En terwijl we de parkeerplaats opdraaien is daar het besef dat het allemaal niets uitmaakt. We hoeven niets. Al slapen we vannacht in de auto en leven we twee dagen op de koekjes die ik in mijn tas heb zitten.

Een gevoel van vrijheid, de tijd rekt zich voor ons en onze haren wapperen in de wind terwijl we richting Antwerpen rijden. Het landschap om ons heen is gehuld in het aarzelende groen van  de lente.

Ons eerste huisje ligt op een dijk, aan de doorgaande weg naar Cadzand. Een dikke stenen muur belemmert ons uitzicht op de weilanden terwijl de drukke weg voor ons enkel is afgeschermd met een houten hek, alsof we in een soort koraal zitten. Op het strand blaast een ijzige wind. We struikelen bijna over twee dames in bikini en zien een paar seconden later een ouder echtpaar in wollen muts en fleecetruien. Lente aan de zee.

Natuurlijk gaan we die eerste nacht veel te laat naar bed. In fleecedekens gedraaid zitten we aan de lange houten tafel in de koraal, rinkelende glazen en gegil bij de buren die luidruchtig ‘truth or dare’ spelen. Mijn wijnglas ligt zwaar in de hand en het is alsof we aan een ouderwets bacchanaal deelnemen. En later, als vriendin al in bed ligt en ik opgekruld op de bank lees, zwelt een brulkoor van de kikkers aan, wraak nemend op het kabaal dat eerder die avond uit onze tuinen kwam.

De volgende ochtend pakken we in een paar minuten de auto in en rijden we het jubelende land weer tegemoet. We zijn als Xavier de Maistre die (noodgedwongen) een boek schreef over zijn reis door zijn slaapkamer, met oog voor alle details. Zijn tweede boek schreef hij over diezelfde slaapkamer, maar dan bezien in de nachtelijke uren, gekleed in zijn pyjama. Hij mijmerde over de sterrenhemel en de mensen die die hemel niet opmerkten, en over de wonderbaarlijke zachtheid van zijn bed.

Net als de Maistre zien we veel in die korte trip over de eilanden. De donkere, onheilspellende Westerschelde tunnel tussen Ellewoutsdijk en Terneuzen, met tonnen water boven ons hoofd. De witte Zeelandbrug, waar we hard zingend overheen rijden. Vriendin draait de raampjes open en het is alsof we opstijgen, hoog boven de weidse watervlakte om ons heen, zo ver als het oog reikt. Het water is betoverend, met duizenden golfjes die schitteren in de zon en de zeilen van vele bootjes. Het is alsof we uren rijden door het ijle lente-en-lammetjes landschap met dat bevrijdende gevoel dat we onderweg zijn, met een onduidelijke bestemming.

In Brouwershaven vinden we het zeilbootje waar we de nacht gaan doorbrengen. Het is even klein als op de foto. Het toiletgebouw ligt boven ons op de kade, tussen de poppenhuisjes van het stadje. De auto voelt steeds meer als ons huis, want we laden minder uit en de achterbank is de voorraadkast met flesjes water, zacht gesmolten boter en chocolade, chips en brood in een beslagen plastic zak.

Na een nacht waarin we zachtjes schommelend op het water slapen, ontwaak ik door het geschreeuw van een pauw, gevolgd door het geluid van een kraaiende haan. In het toiletgebouw is het alsof de vloer beweegt. Zeebenen hebben we niet. We drinken koffie op een terras met uitzicht op het haventje en in de verte ons bootje. Vriendin zonder bh, in haar pyjama. Mijn haar ligt als touw om mijn hoofd, ontembaar door de combinatie van wind en zilte zeelucht. We grijnzen naar elkaar. De auto wacht op ons.