Vriendin en ik carnavallen al jaren samen. Haar gestalte achter het raam van de voordeur, het rood en roze van haar boa’s, haar opgestoken haren, en zodra ik naast haar zit in de auto is het of we al dagen samen op stap zijn, alsof er geen jaar tussen zit en we verder gaan waar we het jaar daarvoor stopten en zij me voor de deur afzette, op dinsdagnacht.
De geur van schmink en lippenstift, zij zet nog een veer vast in haar haren, ik buk zodat de glitterballen op mijn diadeem het dak niet raken. Onze jassen gooien we op een stapel achterin de hoek van het café waar we al jaren komen. We dansen de hele avond, gaan te laat naar bed, staan te vroeg op, en staan dezelfde avond weer klaar, in de schmink. De dagen in een roes, met toeters en fanfares en bij de hete koffie en de krant in de ochtend wandelen de eerste, of laatste, carnavalsvierders alweer voorbij, een clown op een fiets, een ballon tegen een strak blauwe lucht.
Herinneringen aan zonnige, feestelijk winterse dagen, alsof de wind nooit kouder was dan al die keren dat we klappertandend optochten bekeken in de stad en bij opa en oma in het dorp. De kinderen in dikke dierenpakken, ingepakt in de wandelwagens, kindercarnaval, rode wangen, pannenkoeken en frietjes en loempia’s. In het donker naar huis met een auto vol slapende geschminkte kinderen, de hele avond door dansen en de volgende ochtend vroeg iedereen weer in de schmink (“of nee, mama, ik ben een varken, clown, tijger, ridder, meisje, opa, ninja, indiaan”), pijnlijke voeten in mijn laarzen, het hele huis een grote verkleedkamer, een springend kind met een sambabal op ons bed, veel te vroeg, confetti en veren in alle slaapkamers.
Herinneringen aan mijn kinderjaren. Mijn ouders arm in arm, de pannen erwtensoep in de keuken, stoep krijten in een boerenkiel. Een zus die een carnavalsavond niet thuis kwam, en de volgende dag weer opdook in het dorp waar we mee liepen in een optocht, een glimp van haar paarse lange jurk, een glimlach, haar arm en ze wenkte me en zwaaide. Een vinger op haar lippen.
Rituelen en gewoonten en carnaval is ieder jaar als een luidruchtige stilte, vier dagen zonder begin en zonder einde, ochtenden die zomaar overgaan in avonden en de nacht. En dan is het weer voorbij.