Dagboek van een virus – 3

Blog

Natuurlijk is de corona crisis niet te vergelijken met de verschrikkingen van een oorlog. Maar sinds de wereldwijde belegering door het virus kan ik niets anders dan vergelijkingen trekken. Misschien doen we dat allemaal wel, in een situatie die we niet onder controle hebben. Ergens zoeken we kaders, vanuit een veranderend wereldbeeld en een plotselinge kwetsbaarheid.

Zo lees ik al maanden iedere avond een stuk uit  ‘Dagboek voor vier handen’ van Benoite en Flora Groult. Een ‘Intiem dagboek over het liefdesleven van twee zusters,’-  liefde tegen de achtergrond van de tweede wereldoorlog. De gevoelens en observaties van de zusjes Groult (14 en 19 jaar) lees ik sinds het begin van de corona uitbraak anders. Het blijft bevreemdend hoe niet het boek veranderd is, maar ik als lezeres wel, waardoor het boek zich in een andere gedaante aan me vertoont.

Weken voor de capitulatie van Frankrijk schrijven de zusjes dat er in hun leven niets gebeurt,  ‘als twee oude schrijfsters die in bed koortsachtig in hun zakboekjes schrijven.’  ‘In het zand en onder de zon beleef ik – schandalig, maar het is niet anders – volmaakte ogenblikken, ‘ schrijft oudste zus Benoite, er zich pijnlijk van bewust dat 400 kilometer noordelijker bij Duinkerken de hel is los gebarsten.  ‘Mijn verdriet is onbestemd en abstract,’ schrijft ze, en dat is wat ik ervaar. En misschien ook vele anderen die niet persoonlijk door het virus geraakt zijn en het geluk hebben om in een warm, liefdevol huis te kunnen wachten op wat er gaat gebeuren.

De zussen wachten op het oorlogsnieuws bij de radio, samen met het hele gezin, zoals wij in huis iedere dag de nieuwe cijfers van het RIVM afwachten, en dit vervolgens becommentariëren. Ergens worden veldslagen geleverd waar de zussen niets van merkten, net zoals ik niets merk van de hectiek in de ziekenhuizen en het verdriet achter de cijfers die we dagelijks zien toenemen. 

Niets menselijks is de zussen vreemd, want tijdens het oorlogsdrama wordt er ook getreurd om een verloren jeugd ‘Mijn tijd zal voorbij zijn als de bezetting een paar jaar duurt. En ikzelf daarmee ook.’ Ik stel me voor hoe voor jongeren nu een scenario opdoemt van een verspilde jeugd, in een periode in het leven waarin iedere seconde telt.  Weken,  maanden (of zelfs langer!) van sociale onthouding. Een lang niets en ik herinner me nog al te goed hoe dat voelt. Want zelfs twee dagen wachten op het weekend duurt lang als je jong bent.

Het is onvoorstelbaar dat om de zussen heen door heel Europa wreedheden werden begaan, in de geruststellende huiselijkheid van dat dagboek, waarin de vader blijft zeggen ‘Flora, je hebt teveel lippenstift op,’ en ‘toen Benoite zo oud was als Flora, deed ze geen lippenstift op. En Flora zal me ge-hoor-za-men!’ De grote oorlog, zo klein in de dagelijkse observaties over de ‘verfoeilijke’ voedselrantsoenen, de blijdschap om een nieuwe jurk of een nieuwe liefde van Flora ‘Ik ben vijftien en ik heb a boy on his lips gekust. O, onreinheid! O, smerigheid! O, walging! Geef me schaamte, a.u.b., God.

Ik kan het de zussen niet kwalijk nemen dat ze doorleven tijdens dat drama, dat ze verliefd worden, ruzie maken en van hun jeugd willen genieten. Zoals ik het jongeren ook nu niet kwalijk neem dat ze verlangen naar een corona vrij leven, naar feestjes en ontmoetingen, geld verdienen, volwassen zijn en alles anders doen, beter ook.  Dat is wat ik nu lees in dit dagboek; de onverwoestbare drang om te leven.