Dagboek voor zussen – 3

Blog

Geen betere tijd om samen met een zus een dagboek bij te houden. Vandaag over basketballen op paaszaterdag, een bezoek aan de huisartsenpost op paasmaandag, de liefde voor twee meter muk met een hart van goud en wie gaan we redden; de kwetsbare groep of een nieuwe generatie?

Zaterdag 11 april – Paula

Ik basketbal in de tuin met jongste zoon en nieuwe man. Nou ja we proberen om de beurt raak te schieten.

“Ik kan echt wel scoren Josh.” Zoon lacht. Ik scoor en lach.

“Ja mam maar nu niet via het bord. Dat was een brick mam.”

Ja boeien, het was raak, vind ik. Ik voel mijn fanatisme borrelen. Ik scheld ook meteen. Grof en hard. Nieuwe man lacht een paar keer als ik mis gooi en blokkeert de basket als ik gooi. Hij is twee meter lang en ik kijk hem dood en zeg dat wat hij doet geen basketbal is maar korfbal. Jongste zoon lacht en zeg dat ik écht érg ben.

Ik scoor zes keer achter elkaar. Iedere keer als je scoort, krijg je de bal. Ik glunder van binnen, want jongste zoon gooit steeds de eerste keer mis. Ik ben dus het beste. Nieuwe man doet ijverig zijn best maar telt niet mee. Dit is tussen jongste zoon en mij. Hij zegt na mijn zes prachtige treffers dat zijn vriendin beter zou scoren dan ik. Ik stel meteen een moment voor om dit te testen. Hij lacht. Nieuwe man stelt dat hij nu weet hoe ik vroeger was als teamlid en basketballer; Onaardig en gemeen.

“En goed,” voeg ik toe. Jongste zoon lacht. We spelen lang door. Nieuwe man haakt af. Dag schat.

Ik was niet gemeen en onaardig. En ook niet super goed. Wél fanatiek. Ik herinner me schuim op mijn mond, rode wangen en ingehouden kwaadheid, een snel kloppend hart. Een huilbui na de wedstrijd. Ik ben dol op basketbal. Het dribbelen en het scoren vanuit zoveel verschillende plekken. De drie punter blijft een uitdaging en ook juist van heel dichtbij scoren is een kunst. Het pivoteren en de strakke pases, de fijne pijn aan mijn handen. Jongste zoon scoort smooth. Het oogt zó makkelijk en beheerst en ik herken de liefde voor dit spel in zijn stralende ogen. Als ik zeg dat ik best wel weer zou willen starten met basketbal zegt hij; “Moet je doen mam! Bedenk wél dat dát allemaal vrouwen zijn zoals jij,” en hij lacht.

Zondag 12 april – Paula

Nieuwe man en ik zijn vrij direct tegen elkaar. En soms ook wat gevoelloos. Voordeel is dat het wél duidelijk is. Beiden zijn we scherp van tong. Niks en niemand wordt gespaard in het heetst van de strijd. Gedeelde jeugd trauma’s, pijnlijke in vertrouwen vertelde zelfbeeld onzekerheden. Ouders, kinderen en natuurlijk wij zelf.

Woorden als ‘doorgefokt’, ‘elitair arrogant’ en allerlei verwensingen en of constateringen over onze kroost. Te hard en te lomp om hier te vermelden. Het is bevreemdend hoe enorm close we zijn en tegelijk het leven zó anders ervaren en aan gaan.

Gedeelde factor; humor. Sarcasme & zelfspot. We maakten samen veel mee. Het traditionele lief & leed. For real, wat heeft mijn nieuwe man mij gesteund, in stilte als zó nodige stabiele factor aanwezig. Hij liet mij mijn keuzes maken zonder verwijt of sturing. Soms uit onmacht en buiten alles uit het vertrouwen dat ik heus weet wat wijsheid is. Acceptatie van elkaars nukken en eigenaardigheden. Respect voor elkaars eigenheid. Ik denk dat dit vooral onze kracht is. Mijn twee meter muk met een hart van goud. Voor mij althans. Waar ik filosofeer en worstel met het leven, gaat hij het leven, gewoon, aan..as it comes.

Samen zijn we samen. Fijn. Alleen óók fijn. Dát maakt ons samen zó fijn. ♡♡

Maandag 13 april – Lizette


Ik moest naar de huisartsenpost bij het ziekenhuis. De triage was buiten op de zonovergoten parkeerplaats. Van twee vrouwen achter een computer in beschermende kleding kregen mensen een rode of groene kaart. Rood voor de corona route, en groen voor de anderen. Maar binnen zaten ze tegenover elkaar in een wachtruimte, slechts gescheiden door een touw, hoorde ik later.


Ik wachtte buiten, want de patienten moesten alleen naar binnen. Een vrouw met een mondkapje zakte in elkaar tegen de muur naast de ingang. Ze probeerde niet eens om overeind te komen. Haar man die vlakbij me op haar stond te wachten, strompelde naar haar toe, want ‘ik heb net een nieuwe heup,’ riep hij tegen me. Zij huilde heel zacht, ze moest door naar de eerste hulp, om te testen op Corona en ze wist niet waar. De man riep om hulp, en een van de dames in beschermende kleding volgde hem vloekend. Ze riep naar haar collega, die eerst iets moest checken in een computer ergens binnen en daarna verdwenen ze met zijn drietjes door de schuifdeur. De hel in, zo leek het me.


Onder dezelfde blauwe hemel stond een groepje jonge ziekenhuismedewerkers klaar bij de ambulance ingang, onder een wapperende vlag. Sprankelend en flirtend, een van de mannen hupte heen en weer van het ene op het andere been.


Ik trok mijn shawl strakker, tot vlak onder mijn ogen. Om me heen wachten meer gezonde mensen op hun geliefden. Wat zouden we gedaan hebben als de vrouw helemaal alleen in elkaar gezakt was in het midden van de parkeerplaats? Het duurde hoogstens een paar seconden maar ik voelde mijn aarzeling en angst, tastbaar. En die van de mensen om me heen.


Van mensen in de zorg verwachten we dat ze anderen helpen. Met of zonder bescherming. Als een soort kamikazepiloten, die de bom droppen of mee naar huis nemen. En ik stel me voor hoe die mensen in de nacht wakker liggen. Hoe ze dagelijks allerlei keuzes maken waarvan kwetsbare mensen afhankelijk zijn, die ze later keer op keer overdenken, of het ook anders had gekund, beter of sneller of meer.


Wij mogen naar huis en we gaan. Zo snel mogelijk. Wij kunnen weg.

Dinsdag 14 april Lizette

Die ene krantenkop blijft door mijn hoofd spelen. ‘Wat gaan we redden; een kleine groep kwetsbare mensen of de toekomst van een nieuwe generatie.’ Het is geen kleine groep. Het is zelfs geen groep. Zo’n slordige zes miljoen mensen krijgt ieder jaar een griepprik aangeboden. Dat zijn dus zes miljoen kwetsbare mensen, een derde van de Nederlandse bevolking. We zijn het, we kennen ze, en we worden het uiteindelijk allemaal. Wie vandaag gezond is, hoeft dat morgen niet te zijn.


En los van de grootte van die groep kwetsbare mensen; in de vraag ligt het antwoord. Want hoezo red je een nieuwe generatie door kwetsbare mensen op te offeren? Met welk grimmig scenario gaan die jongeren dan die wereld in? ‘Luister, je moeder/opa en oma/zusje zijn dood/blijvend gehandicapt maar hop, maak er wat van! En voorzichtig he!” Want je weet maar nooit. Morgen kan er weer een ramp voor de deur staan. En de vorige keer besloten we om de zwaksten te laten gaan. Wees sterk, wees jong, wees gezond.