Ik reis nooit zonder boek, en voor mijn eerste treinreis sinds de lockdown plukte ik ‘De avonden’ van Gerard Reve uit mijn boekenkast. Op de terugreis kocht ik ‘De pest,’ van Camus bij de Bruna op het station. En toen moest ik kiezen. Ik herinnerde me dat ik vaker de eerste bladzijdes las in ‘De avonden,’ maar het boek al snel weg legde. Ergens vind ik dat ik ‘De avonden’ moet lezen, het staat niet voor niets in de kast, maar ik heb altijd een reden om het niet te doen. Ook nu. Ik koos Camus.
Op de tweede bladzijde las ik ‘Onze stadgenoten werken hard, maar enkel en alleen om rijk te worden. Ze zijn vooral geinteresseerd in het zakenleven en houden zich naar eigen zeggen vooral bezig met handeldrijven. Uiteraard gaan ze eenvoudige genoegens als vrouwen, de bioscoop en zwemmen in zee niet uit de weg. Maar ze zijn zo verstandig die pleziertjes te reserveren voor de zaterdagavond en de zondag.’ Ik lachtte hardop, achter mijn mondkapje, en ik verslikte me en een meisje vroeg me vriendelijk of ik misschien hulp nodig had.
Kan ik een schrijver uit de vorige eeuw serieus nemen die de helft van de mensheid, en ook nog eens mijn helft, ziet als ‘eenvoudige genoegens,’ die genuttigd worden in het weekend? Waarin de stadsgenoten enkel mannen zijn en ik me in hen moet verplaatsen. Wat voor een wereldbeeld zit er achter zijn filosofie, als de vrouwelijke helft meedoet als pleziertje voor de zaterdagavond? Ik stopte het boek terug in mijn tas en nu staat het hier in de boekenkast. Misschien ga ik het nog lezen. Misschien is het na die tweede bladzijde wel anders. En uiteraard lees ik ook boeken waarbij ik me met niemand identificeer maar het leest een stuk lekkerder als het wel zo is.
Daarnaast ben ik beledigd. Ergens had ik wel een crush op Camus, ik heb zelfs zijn graf gezien, in Lourmarin. Het was er stil, op het geluid van de krekels na, en de zon brandde onbarmhartig op de stenen. Ook op die van hem.