Ons leven is een verhaal dat op papier altijd grootser is dan we zelf ervaren. Dat is wat we misschien vooral leren bij het lezen van biografieën.
Tijdens mijn vakantie las (en hérlas!) ik ‘Nobele wilden, de Oliviers: vier vrouwenlevens,’ van Sarah Watling. Een intrigerende en boordevolle biografie van de vier zussen Olivier, die rond 1900 vrijzinnig en intellectueel werden opgevoed door hun ouders. ‘Enerzijds waren ze kinderen van hun tijd, anderzijds sprongen ze er juist uit; ze voerden campagne voor vrouwenkiesrecht, waren pioniersters in de geneeskunde en het onderwijs. D.H. Lawrence vond hen weerzinwekkend, H.G. Wells betoverend. En Virgina Woolf trachtte tevergeefs uit te vinden wat er achter hun raadselachtige ‘glazen ogen’ schuilging.’
De zussen bouwden boomhutten, zwommen naakt, droomden groots en maakten plannen om nooit, maar dan ook nooit oud te worden. Helaas werden ook zij ouder, ziek en ongelukkig – met verhalen over kanker, schizofrenie en twee wereldoorlogen. En de makke van iedere biografie; uiteindelijk sterven de hoofdpersonen altijd. Het lezen van biografieën is dan ook een weemoedige bezigheid. Al die jeugdige onbezonnenheid en hoop in de eerste helft van het boek. Die glanzende dromen, en even glanzende haren.
Volgens Rupert Brooke, dichter en romantisch aanbidder van jongste Olivier zus Noel, bestonden er twee typen mensen; ‘mensen die met het vorderen van de jaren vanzelf ook geestelijk ouder worden, en mensen bij wie dat alleen gebeurt omdat de maatschappij zoveel van hen vergt.’ Zelf hoorde hij met de mysterieuze zussen bij die laatste groep, vastbesloten om niet te leven en sterven zoals iedereen. Ze sloten een pact – een concreet plan om het anders te doen ontbrak, maar alleen al die gedachte, die jeugdige moed.
Lange jaren na de romance tussen Noel en Brooke zou Noel gevraagd worden om haar brieven van hem te overhandigen aan een schrijver die een biografie over de dichter schreef. ‘Een piepklein verschrompeld vrouwtje zonder hoed, maar met een grote bos sneeuwwit haar, trekkend met haar rechterbeen.‘ Niet de vrouw die de biograaf zich had voorgesteld.
Je moet er tegen kunnen, hoe alle jeugd uiteindelijk altijd verbleekt. Hoe ideeën komen en gaan, hoe de geschiedenis zich herhaalt – en hoe sommige dingen niet veranderen. De onvermijdelijkheid van de naderende dood maakt het lezen niet makkelijker.
Ook ik heb drie zussen – ook wij waren eens jong en mooi en in mijn dagboek schreef ik vergelijkbare woorden als Brooke. Maar toch, we groeien nu onvermijdelijk toe naar de fase waarover hij misprijzend schreef. Zijn we jong van geest gebleven? Of zijn we gevormd (misvormd, zou Brooke zeggen) door wat de maatschappij van ons vergt. Of is er misschien een tussenvorm, of ja, een vorm die je niet kent als je jong bent, en het leven glanzend voor je ligt.
(Afbeelding By Unknown author – Watling, Sarah 2019 The Olivier Sisters: A Biography, Oxford University Press ISBN: 978-0-19-086739-3., Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=80376714)