Ik las het boek nog niet ,‘Een mooie, jonge vrouw,’ van Tommy Wieringa. Bij de titel denk ik aan mijn vriendin. Hoofden draaien mee als ze voorbij loopt, ze drijft mannen tot waanzin, ze is de vrouw in alle boeken die ik las en lees, maar in het echt is ze gewoon mijn vriendin. De laatste maanden was ze zichzelf niet. Want, ik citeer haar, “Ik rouw. Ik verlies mijn schoonheid!”
Alsof ze een jas verloor die ze jaren lang droeg en haar identiteit vormde. Ze zag het niet in de spiegel, daar veranderde niets. Maar ze zag het op straat, in de weerspiegeling van een etalage, een autoraampje, op een foto, de blik van voorbijgangers. De scherpe lijn onder haar ogen en naast haar mond. De ontkenningsfase was ze voorbij, het viel niet te ontkennen. Ze was nu vooral boos. Waarom zij? Ze zocht een zondebok en vroeg zich af of het anders was voor mensen die nooit mooi waren, die niets te verliezen hadden. Ze ontdekte dat Kluun in 2007 een datingsite oprichtte voor lelijke mensen (die inmiddels ter ziele is) en vond toen theuglybugball.com, waar lelijke mensen elkaar kunnen vinden . Vijftig procent van de mensen is lelijk, las ze, slechts vijftien procent van de mensheid is mooi en de rest bungelt daar nietszeggend tussenin. En nee, ze had nu geen trek in een discussie over het begrip ‘mooi’ en dat schoonheid cultuur bepaald is.
“Wist je dat lelijke mensen trouwer zijn?” zei ze, “en dat ze minder hoge verwachtingen hebben? Van een relatie, van hun salaris, van de kans op een baan, van het leven, getverdemme! Triest!”
Lelijke mensen bleken een sneu doelwit, dus ze zocht verder. In de literatuur, waar ze vooral boeken vond over de liefde voor mooie jonge vrouwen. Bejaarde mannen die over de jeugdige schoonheid van maagden kwijlden, Gabriel Garcia Marguez met zijn ‘Droeve hoeren’ en de bejaarde Goethe met zijn negentienjarige Ulrike. Ze bezwoer me dat haar literatuuronderzoek niet vooringenomen was.
“Over mooie jonge mannen wordt amper gesproken!’ zei ze me, ‘of over de mooie, niet zo jonge vrouw. Het gaat vooral over de mooie jonge vrouw!”
Zelfs in een onderzoek naar schoonheid gerelateerd aan overgewicht bleek dat dikke (“lees,” zei mijn vriendin, “lelijke”) mannen wel als CEO en machtige mannen functioneerden. Dikke vrouwen redden het niet tot de top, of verloren het gevecht als ze te vet werden tijdens al dat overwerken met fastfood achter hun computerscherm. In een buurtonderzoek kwam ze tot dezelfde conclusie. Ze ontdekte wel een dikke bordeelmadame, een vette friettent eigenares en een mollige directrice van een bejaardenhuis dat niet veel later ten onder ging aan wanbeleid (iets met belastingontduiking en vervreemding van erfenissen.) Verre vriendinnen die (vooralsnog) aan de top van een bank, chemisch concern of HRM bureau werkten, waren (vooralsnog) mooi en slank. Het viel niet langer te ontkennen, schoonheid had een marktwaarde die zij al die jaren voor lief had genomen. Even twijfelde ze, ze kon het breder trekken en gaan strijden voor gelijkwaardigheid. Nu Beyonce zichzelf feministe noemde, Nathalie Portman en zelfs Miley Cuyrus, dus feminisme had tegenwoordig iets hips. Maar feit bleef dat niemand persoonlijk schuldig was aan haar verlies aan schoonheid. Er viel niets uit te schelden. Lelijkerds niet, ‘de’ man niet, ‘de’ vrouw niet, er bleef verder niet veel over, behalve dan haar kat of haar ex-man (die buiten de categorie ‘man’ viel) maar goed, dat leek weinig zinvol. Hoe wreed kan het leven zijn? Ze vond het prima als ik over haar zoektocht schreef.
“Een feuilleton dan,” vond ze, “en onder een voorwaarde. Geen foto’s.”
Wordt vervolgd.