Geschrapte fragmenten | deel III

Blog

Nog even over exhibitionisme
Exhibitionisme - Geschrapte fragmenten deel III David en andere bewijzen van liefde - BlogNog even terugkomend op exhibitionisme. En dan heb ik het over exhibitionisme zoals het in Wikipedia ook omschreven staat: “Het begrip exhibitionisme wordt ook in niet-seksuele zin gebruikt wanneer men veel over zichzelf prijsgeeft aan vreemden en/of graag veel aandacht krijgt, bijvoorbeeld door middel van het laten zien van zijn of haar website of door zich veelvuldig te tonen in een televisieprogramma. Iemand die daarmee behept is, wordt wel ‘mediageil’ genoemd.” Vroeger, nog maar enkele weken geleden, gebruikte ik alleen Linkedin, professioneel. Sinds de publicatie van het boek heb ik een Twitter account en een Facebook pagina. En merk ik dat er een wereld bestaat die ik niet kende! Een wereld waar ik geen deel van uitmaakte. Een wereld waarin mensen delen, liken, volgen, ontvolgen en elkaar meningen, ervaringen en afbeeldingen tonen, op ieder moment van de dag. Zijn er meer exhibitionisten dan vroeger of heeft iedereen het in zich? Triggert onze maatschappij exhibitionisme? Groeit onze jeugd op als exhibitionist pur sang, niet in de niet seksuele zin van het woord, maar wel in de zin van mediageilheid? Zijn we straks allemaal ‘social media geil?’ Of zou de wereld zo snel veranderen dat die ‘geilheid’ normaal wordt en dat het voor onze kinderen vertrouwd is om momenten, meningen en belevingen online te delen. Zodat het niet langer exhibitionistisch is, maar onderdeel van het dagelijks leven? Moeten we het begrip exhibitionisme gewoon maar herzien of vergeten? Ik vind het een fascinerend onderwerp.

En, weer een episode van Verloren Fragmenten. Het vervolg, waarin de vrouw op de snelweg exhibitionistische trekjes lijkt te hebben.

Deel III – de aanloop tot die ene zomer

Wat te doen met een half blote vrouw op een nachtelijke verlaten snelweg? Ze riep niet om hulp, ze droeg geen kind met een snotneus op haar arm, of een blindenstok, en zelfs dan, nee, ook dan waren we niet uitgestapt. Vreselijk, het besef dat je niets beter bent dan andere mensen.
“Weet je,” fluisterde Nat naast me, ‘dat je altijd “Brand!” moet roepen als je hulp nodig hebt?”
“Nat! Sssht! Ik hoef nu even geen lezing over sociaal gedrag, verdomme toe, doe normaal! Deze vrouw roept helemaal niets!”
“Juist. En stappen wij uit? Ik ben bang Anne, kijk uit, ze komt weer dichterbij!”
De vrouw boog zich voorover, haar voorhoofd tegen het raam gedrukt en wij deinsden terug waarna ze hoofdschuddend weer recht ging staan. Haar jurkje bedekte maar net haar borsten (ze droeg geen bh, overduidelijk), haar blonde haren hingen los om haar betraande gezicht en nadat ze haar sigaret met een elegant gebaar weg gooide, schommelend op haar hakken, wreef ze zich in haar ogen. Trok haar neus op. In het melkachtige maanlicht leek ze op een elf.
“Ze zal hier echt niet alleen rondbanjeren,” fluisterde ik, “elfachtig mooi of niet! Op die hakken!”
“Ik zie niemand anders!” zei Nat, met haar handen voor haar gezicht.
“Net of jij zo iets kunt zien!”
“Ik durf niet te kijken,” fluisterde ze, “Anne, ik ben bang!”
“Ik ben ook bang maar ze bijt heus niet door het raam heen.”
Maar ook ik kon de vrouw niet aankijken. Hoe kon ik haar in de ogen kijken en tegelijkertijd de deur niet openen? Ik sloot mijn ogen. Alsof ze zou verdwijnen als we beiden niet keken! Ik weet niet hoe lang we daar zo zaten, maar het leek een eeuwigheid. Een eeuwigheid waarin ik verschillende mogelijkheden overwoog maar in ieder scenario zag ik haar tengere gestalte achter ons verdwijnen, in haar ogen wrijvend, sniffend, op die enorme hakken. De vrouw deed niets. Ze leek niet onder de indruk van ons zwijgen en leunde tegen mijn autodeur. Haar hak tikkend tegen de zijkant van de auto. De warmte in de auto steeds drukkender en een druppel zweet kriebelde over mijn buik.
“Luister,” fluisterde Nat, ik zag ook zweetdruppels onder haar neus, “we rijden door tot het volgende tankstation en dan sturen we de politie op haar af. Om haar te redden, bedoel ik!”
Daar had ik nog niet aan gedacht. Maar hoe kregen we haar van de autodeur af?
“Zomaar wegrijden gaat niet Nat! Stel je voor dat ze valt, of dat we over haar voet rijden? Of dat ze zich vast houdt aan de auto? Misschien springt ze er wel op?”
Mijn afgrijzen spiegelde zich op het gezicht van Nat. De vrouw draaide zich en tikte nu met haar nagels op het dak, een van haar tepels drukte tegen het raampje.
“Jezus,” zei Nat, “zie je dat! Dat is toch, het is, ik denk, waarom? ”
“Die tepel bedoel je?”
“Ja, die tepel! Dat doe je toch niet! Je ziet dat ze gek is. Stoned? Psychotisch?”
Weer zwegen we, terwijl de angst zich warm langs mijn benen omhoog wrong. Misschien was ze ontsnapt uit een psychiatrische inrichting?
De vrouw staarde nu naar de bosjes naast de snelweg. Alsof ze ergens op wachtte.
“Moet je zien hoe ze om zich heen gluurt,” zei ik, “ze hoort volgens mij echt bij een bende. Die kerels hurken hier ergens in de struiken en zodra wij een deur open duwen, zitten ze bij ons in de auto!”
“Of ze is zojuist verkracht, uit de auto gezet, en nu in shock?” fluisterde ik.
Ik haalde weer adem. De vrouw had echt iets kwetsbaars, iets dat me te kinderlijk leek.
“Dat verdringt ze natuurlijk, wat vreselijk,” zuchtte ik, “Nat, we kunnen haar hier toch niet zo achterlaten!”
“Houd op met die verhalen, please,” siste Nat, “wat doet het ertoe? Ik wil hier weg.”
De struikjes naast de weg leken nu donkerder dan net, en ver weg zag ik de lichten van een koplamp.
“Nat, er komt een auto aan!”
“Waar?”
“Achter ons! Kijk!”
De vrouw zag het ook, ze draaide zich om, haar arm nog steeds op het dak van de auto en ik keek nu recht in haar gladde oksel en zag zweetplekken in haar jurkje. Ze deed een stap naar achteren en tikte tegen het raampje. Haar gezicht plotseling heel dichtbij, de ogen open gesperd.
“Ze zegt iets, Anne, ze zegt iets tegen je!”
“Dat zie ik ook wel! Wat zegt ze?”
“Ssssht!”
Achter ons kwamen de koplampen steeds langzamer dichterbij. De bestuurder had ons gezien. De auto stopte.