Schrijven is werken en in die zin ben ik een huurmoordenaar. In opdracht van het verhaal dood ik mensen. De ene keer gaat het geluidloos. Dan vormen de zinnen zich vanzelf. Andere dagen struikel ik over ieder woord, werk ik slordig en chaotisch, en kom ik geen alinea verder.
Het meest triomfantelijk zijn de momenten waarop ik in de ochtend terug lees wat ik die nacht ervoor laat schreef, met brandende ogen en mijn leeslamp als enige ooggetuige. Alsof ik het voor de eerste keer lees. Hoe woorden zich als vanzelf aaneen regen en er uit het niets een sterfscène ontstond.
“Maar je hebt het toch zelf geschreven!” zeggen lezers dan en natuurlijk hebben ze gelijk. Maar, en nu ga ik dingen zeggen die ik liever niet zeg – ik doe het wel – er zijn momenten dat mijn personages zomaar hun eigen gang gaan. Ook op de cruciale momenten. Zo stierf David voor mij toch nog op een onverwacht moment, uit het niets, zo leek het wel. David is een van de hoofdpersonen uit mijn eerste roman, grote liefde van Anne.
Natuurlijk wist ik dat hij dood moest, dat stond al vanaf het begin in de planning. Maar toch, de dagen voor zijn dood voelde ik me vreemd nerveus. Ik treuzelde. Draalde bij de juiste muziekkeuze voordat ik achter de computer ging zitten. Zette thee, smeerde nog maar eens een beschuit. Toch eerst maar douchen, wat research naar lupus, symptomen en medicijnen, en natuurlijk, er zijn al jaren nieuwe medicijnen voorhanden, maar niet in de tijd dat David ziek was. Er was geen houden aan. Hij moest en zou dood.
Met voorzichtige vingers typte ik de eerste woorden die zijn dood definitief inluidden. Hij wilde niet, natuurlijk niet en Anne wachtte voor zijn slaapkamerdeur zoals ik achter mijn computer wachtte. Zij wist het ook. Ze zag het in de manier waarop zijn haar op zijn voorhoofd plakte toen ze de deur uiteindelijk opende. Ik typte zijn laatste woorden met tranen in mijn ogen en daarna, zoals dat gaat in het leven, stief hij binnen een paar zinnen. Ik liet Anne nog eenmaal naast hem in bed kruipen, tussen de koude ziekenhuisbedlakens. Ze huilde, zijn ouders en zijn ex-vrouw huilden. En ik huilde.
“Doe normaal mam, zit je nu huilend te schrijven?!”
Om me heen ging het leven door en ik liet David en Anne achter in het ziekenhuis, zij pikte zijn notitieboekje in voordat zijn ouders dat deden en ik zette water op, voor een kop thee. Sniffend.
Aan die alinea heb ik geen woord meer veranderd. Er staat niet veel. Dat is het hem nu net. Zo mooi kan iemand dood schrijven zijn.