Ons Hotel New Hampshire

Blog

hotel new hampshire -beachHet regende in Mimizan en achter het beslagen raam bij de makelaar zagen we een zwart wit foto. Een lang gerekt huis, twee verdiepingen hoog, luiken voor de ramen, op een heuvel, in hoog gras. Een Engels huis aan de West Franse kust. Onder ‘les pins’, op een terrein van een paar honderd vierkante meter. Ruimte genoeg voor een tennisschool.

Op internet keken we nog eens goed. Prachtig! Taken verdeeld, okay, wie wordt tennistrainer, natuurlijk zo’n grasmaaimachine waar je op kunt rijden, en we kunnen ook vanuit Mimizan werken. De kinderen moeten dan wel naar school hier, geen probleem?

Twee weken later reden we terug naar Eindhoven, die druilerige vrijdagmiddag en de tennisschool als een van de vele vakantiefoto’s in het geheugen. Zonder koopakte op zak maar met het gevoel dat alles mogelijk is (“weet je nog, met die tennisschool,” zeggen we nu wel eens tegen elkaar.) Alleen al daarom dromen we graag over een tennisschool, een eigen hotel of beer, ik noem maar wat.

Dit jaar herlas ik hotel New Hampshire van John Irving tijdens de vakantie. Het boek om zomaar een tennisschool bij te kopen. In Hotel New Hampshire vertelt John, het derde kind in het gezin, de verhalen van zijn familie. Startend met zijn ouders, Mary Bates en Win Berry, en het hotel Airbuthnot aan zee, waar Mary en Win verliefd op elkaar worden, ze een bijna blinde beer op een Indian-motorfiets met zijspan kopen, vijf kinderen krijgen en via Cambridge, Dairy, de tweede wereldoorlog, en vanuit een hotel in Wenen vol prostituees en radicalen in New York belanden.

Het gezin is dan niet helemaal compleet meer, en dat blijft schrijnen, hoe vaak ik het boek ook lees, door die voorkennis draai ik de bladzijdes soms langzamer om, alsof dat helpt om tegen te gaan wat al geschreven is. Een beetje zoals het leven, je moet wel door! Ik heb een zwak voor Ei, het jongste broertje, dat als een hardhorende schim in het veldtenue van een infanterist door de gangen van het hotel dwaalt. Aanwezig en toch ook niet, wat hij zegt doet er niet altijd toe, maar hij moet wel bevestigd worden als hij in de buurt is, en ontzien, zoals dat gaat met jongste broertjes. Een mengeling van onschuld, en een even hardnekkige koppigheid. Hij is wie hij wil zijn, en dan letterlijk, als chauffeur, of Indiaan, met een tomahawk met een versiering van gekleurde kraaltjes op de heupen, en niet veel meer, als een lopend uithangbord voor alles dat het leven te bieden heeft.

Iemand vertelde me eens dat Hotel New Hampshire een boek voor pubers is, of jongvolwassenen. Dwaas om te denken dat alles mogelijk is, en heus, een droom realiseren is toch echt iets anders dan een dagdroom! Het heeft ook nog eens een soort van happy end, dat kan in het oeuvre van Irving dan wel gebruikelijk zijn, maar in het echte leven is dat echt niet zo!

Niet alles komt goed in Hotel New Hampshire. Een happy end? De doden blijven dood, bijvoorbeeld, maar Irving knoopt de overgebleven hoofdpersonen in liefdevolle relaties aan elkaar en schenkt John’s blinde vader tenslotte toch een goedlopend hotel. Het oude hotel Airbuthnot aan zee. In zijn verbeelding dan, want het hotel staat leeg, de voetstappen die hij hoort zijn die van een verdwaald gezin uit Arizona in doorregende kleding, de postbode, of de wind die door de lege gangen dwarrelt.

Zoals onze tennisschool bij Mimizan, waar ik ’s ochtends de ramen open en het gras ruik, het ploffen van tennisballen op het gravel, het net geschilderde hek bij de oprijlaan, waarna ik mijn fiets op slot zet, ergens in Eindhoven. “Dus dromen we verder,” schrijft Irving, “we verzinnen wat we liefhebben en wat we vrezen. En we dromen maar verder – het beste hotel, het volmaakte gezin, het leven als een vakantie aan zee. En onze dromen ontglippen ons haast net zo vlot als we ze voorstellen.”