“De meeste schrijvers zijn sociaal onhandige klunzen,” vertelde een ex-collega me jaren geleden na publicatie van een van mijn eerste verhalen, “of slimme reclamemakers, zoals die Kluun. En dan nog iets,” fluisterde hij, terwijl hij zich naar me toe boog, “ ik bedoel er niets mee, maar is het echt gebeurd, dat verhaal van jou? Hier, met onze baas? Misschien toch niet zo lief als je eruit ziet?!” Ik schudde mijn hoofd. Blozend, ja, als een sociaal onhandige kluns. Ik mompelde iets over autobiografische elementen en hoe die vaak onderdeel zijn van een verhaal, wat in dit geval niet zo was. En ik vertelde wat ik met het verhaal bedoelde, maar dat leek hem niet te interesseren (behalve mijn uitleg over de seks in het verhaal en hoe zich dat verhield tot seksisme) en, terwijl ik mezelf hoorde praten, vond ik mijn verhaal plotseling sneu. Zoals grappen niet leuk zijn als je ze uitlegt. “Het zou beter verkopen als het echt gebeurd was!” wist mijn ex-collega heel stellig. En sja, soms denk ik dat hij gelijk heeft. Voor de verkoopcijfers is het beter om net-niet-terminaal-ziek te zijn, of een ex-fotomodel dat ontvoerd werd door haar manager of een accountant die na een midlifecrisis wereldberoemd werd met een aria bij een zangwedstrijd, en daar dan over te schrijven (ook een strategisch gelekte foto van een blote borst op internet doet soms wonderen – natuurlijk afhankelijk van de grootte en stevigheid van die borst.) Gelukkig is dat niet helemaal waar. Mensen lezen ook boeken omdat ze het verhaal gewoon mooi vinden, en schrijvers worden ook gelezen om de impact van hun woorden. Dus ik werk door, mijn e-boek is nu te koop , de paperback van ‘David en andere bewijzen van liefde’ is binnen een paar dagen weer verkrijgbaar (nu met auteursfoto – en nee, geen strategisch geplaatste blote borst) en er is nog genoeg te schrijven. Drie verhalen wachten op afronding en mijn tweede roman staat in de steigers, klaar om afgewerkt te worden. Of ze waar gebeurd zijn?