In de Volkskrant las ik een ouder artikel over ouderschap; ‘Kun je schrijven met een baby?’ “Ja du-uh” dacht ik en las het stuk natuurlijk wel, want wie weet zou er iets instaan waardoor ik toch zou besluiten dat het niet gaat, schrijven met een baby.
In de Volkskrant las ik voorbeelden van de schrijvende mens die koos voor een kinderloos bestaan, omdat de opoffering van het ouderschap niet samen zou gaan met het egocentrisme van de schrijver. De schrijver of schrijfster is vast niet de enige specie die ouderschap afwijst, of er over twijfelt. Vanwaar dan toch die speciale aandacht? Is het die hardnekkige mythe van het schrijverschap? Het beeld van de schrijver die zich in volledige afzondering, egocentrisch, al of niet dronken, aan het immense levenswerk wijdt.
De echte schrijver ‘van vroeger’, meestal een man, had een vrouw (of meerdere vrouwen) die ervoor zorgde dat hij niets te kort kwam. Een man, met kinderen, een vrouw en een kamer waar hij onbezwaard dagen aan een stuk schreef. Hij stelde zich die vraag niet, of wel, misschien met gewetenswroeging, wetende dat hij geen goede vader zou zijn. Waarom zou hij ook? Wel of geen kinderen hebben, dat deed er niet zoveel toe, met moeder thuis. Zoals ook een directeur van een fabriek, een timmerman of een fabrieksarbeider zo’n vrouw thuis had. De heer des huizes kon zich concentreren op het werk en andere belangrijke zaken. Met of zonder kinderen, en daar kon je nog stoer over zijn ook, want die moeders lieten hun kinderen toch niet in de steek.
Benoite Groult (1920-2016) schreef over haar beroemde schrijvende man ‘Paul moest af en toe in een hotel gaan wonen om zijn romans tot een goed einde te brengen. Een stap die voor een vrouw met drie kinderen thuis ondenkbaar was. Bovendien moet een vrouw ‘voor haar man zorgen’, terwijl een man een vrouw heeft die voor hem zorgt. Dat kleine verschil maakt veel uit.’ Voor bewust kinderloze schrijfsters, zoals Virgina Woolf en Hannah Arendt, was de keus om geen kinderen te krijgen in die context begrijpelijk. Los van alle andere redenen die ze gehad kunnen hebben.
Kun je een succesvol schrijver of schrijfster zijn met kinderen? Voorbeelden genoeg. Benoite Groult was succesvol, J.K Rowling is het. En ook Ernest Hemingway, Joseph Heller, Thomas Mann en Saul Bellow hadden kinderen. De kinderen van de mannen schreven wel boeken waarin hun gevierde vaders naar voren komen als een ‘onvoorspelbare, afwezige en narcistische man.’ Woorden die kinderen van niet schrijvende ouders ook kunnen gebruiken; als ze al de behoefte voelen hun getergde jeugd in woord publiekelijk te delen. Narcisme en egocentrisme zijn niet aan de schrijvende mens voorbehouden. De geschiedenis staat bol van schrijvende en niet schrijvende vaders die hun kinderen amper zagen, simpelweg omdat moeder-de-vrouw voor de kinderen zorgde.
Zou de bewust kinderloze schrijver of schrijfster met een ander beroep ook kinderloos zijn gebleven? Misschien is de kinderloze schrijver gewoon liever geen ouder. Zoals ook niet-schrijvende mensen dat zijn, daar hoef je geen uitzonderlijke reden voor te hebben, of narcistisch of egocentrisch voor te zijn. Of lijkt de twijfel over ouderschap onder schrijvers simpelweg groter omdat we schrijven, en onze innerlijke worsteling in proza verwoorden voor zoveel mogelijk lezers? Er verschijnen geregeld boeken van schrijfsters over de twijfels rondom moederschap. Zo wikt en weegt Sheila Heti in haar boek ‘Motherhood’ schijnbaar bijna driehonderd pagina’s lang over haar kinderwens.
Maar gaat het nu wel of niet, schrijven met een baby? Ik schreef eerder over moederschap en schrijven. ‘Zitten moederschap en schrijven elkaar in de weg, of zijn het de mythes die elkaar in de weg zitten‘ vroeg ik me af. Want los van persoonlijke voorkeuren, afwijkingen en mythische rolpatronen en verwachtingen, natuurlijk is het te combineren. Net zoals je ander (creatief) werk combineert met ouderschap, en ongeacht of je man of vrouw bent. Gewoon doorschrijven dus.