Mijn weekend in plaatjes in de zon

Blog

Ik las een boek dat me tot schrijven inspireerde. Zo wil ik ook schrijven, dacht ik. Eerlijk en open, met mooie woorden en zinnen waar je stil van wordt. Met rollend proza en grootse beelden, zonder al te literair te willen zijn, open over wie ik ben en wat ik wil en wat ik vind, mezelf kwetsbaar opstellen en laten zien, zonder dat ik te persoonlijk word. Want ik schrijf niet over mijn familie of vrienden, nou ja, heel soms en dan bedekt.

Zo lastig kon dat toch niet zijn. Ik startte afgelopen zaterdag. De dag nadat ik het boek las.

Want die ochtend ontwaakte ik alsof ik terugkeerde van een lange reis. Eén keer mijn wekker niet gezet, omdat ik standaard na zeven uur wakker word. Die nacht sliep ik zomaar negen lange uren waarin ik geen enkele keer ontwaakte, weg gezonken in de geuren van ons nieuwe huis, want we zijn net verhuisd en een nieuwe slaapkamer is als een kamer in een vakantiehuisje. Nog opgeruimd en half leeg, met stapeltjes kleding die hun eigen plek nog niet gevonden hebben, schoenen die zonder hun vaste partner naast de kast wachten en een bed dat anders staat dan in het oude huis en dus per definitie anders slaapt.

Ik keek op mijn mobiel terwijl de zon die tussen de gordijnen door reikte me al waarschuwde. Het was half twaalf. Even rekte ik me, in dat moment tussen ontwaken en wakker zijn en toen herinnerde ik het me. Familiebrunch. Ik wekte man en kinderen en struikelde over de hond die beneden depressief lag te doen, na negen mensloze uren. Tien minuten later stapte ik op de fiets voor de boodschappen, mijn deel van de brunch.

De zon brandde op de parasols die als een slinger boven de rij tafels deinde. Rinkelende glazen, een neef rapte, een nichtje gaapte boven haar mobiel, een schoonbroer knikkebolde op zijn stoel, de lach van mijn vader, mijn moeder sleepte met borden en bestek en pannen en schalen en later die middag stootte ze haar teen en het wondje bleef maar bloeden. De zomer deed haar best maar de schaduwen in de tuin wierpen hun donkere rouw al over het gras. Te snel was het voorbij, want ik wil dat familie bijeenkomsten voor eeuwig duren, om maar niemand te verliezen. Dat kan natuurlijk niet, maar dan toch, ik kijk soms naar mijn ouders, mijn zussen en hun kinderen alsof ik een foto bestudeer. Ik ken mijn neven en nichten niet zoals ik mijn zussen ken, maar ze horen erbij, als de armen van mijn zussen, hun benen. Zonder hun ledematen zijn ze verminkt.

Later die avond zat ik naast de tennisbaan in de ondergaande zon. Man en oudste zoon dubbelden samen. Man lachtte naar me en ik vertelde middelste zoon hoe man vroeger na elk mooi punt naar me keek. Hij deed het nog steeds, zagen we. En ik was even weer als toen, met een zoon naast me die bijna zo oud is als ik toen ik zijn vader ontmoette.

De lucht werd plotseling donker en in het nabije bos fladderden ontelbare krassende vogels omhoog, boven de bomen naderde een grijze slang van lucht en de wind trok over het tennisveld, met in haar kielzog zand en flinterdunne blaadjes en takjes. Man vloekte tijdens het serveren met de wind die zijn adem afsneed, zoon tenniste onverstoorbaar door, en na tien minuten was het even muisstil, het bos als een stilleven en toen ademde de natuur weer uit. En wij ook.

Ik at met middelste zoon bitterballen aan de bar.

Zondagochtend zat ik weer op de baan, nu met dochter die de finale tenniste. Het waaide en het was bewolkt, ik huiverde. Een uur later schoof ik door naar de baan van oudste zoon en man, een tweede finale. Man zweette ondanks de kille wind, zoon was jong en ongenaakbaar, zonder emoties op zijn gezicht. In het publiek zaten vriendinnen en middelste broer met bleke katergezichten. Man en zoon wonnen terwijl de zon doorbrak en het was dan toch echt nog zomer, het tennispark feestte onder die blauwe hemel, met de ballonnen die we nu wel zagen nu ze oplichten in de zon, de glinsterende vlaggetjes, de jongetjes in witte tenniskleding bij de pingpongtafel en we kregen aardbeien met slagroom. Oudste zoon bracht me zijn plastic glas met champagne. Zon, champagne en aardbeien met slagroom.

Zomaar een weekend dat ik nu nooit meer ga vergeten. Herinneringen als parels, aan een ketting die ik draai en draai tussen mijn vingers. Het zijn onvergetelijke momenten en nu ik ze opschrijf, hebben ze meer impact, alsof ik nu pas zie hoe fijn het was.

Onuitstaanbaar schrijfster van mooie plaatjes, zo zou ik mezelf typeren. Maar als schrijfster ben ik er fan van; een leven (her)schrijven tot je er comfortabel in woont. Dat feestende tennispark geeft het een elitair randje waardoor ik de neiging heb om me te verdedigen, maar heus, witte tenniskleding kun je overal voor een leuk prijsje kopen.

(Met dank aan de inspirerende schrijver die me aan het schrijven zette. )