Nieuwjaarsontbijt

Blog

Het nieuwe jaar begonnen mijn vriendin en ik zwaar op de hand, met Liesbeth List en het Hooglied, het hartverscheurende lied over verloren liefde in de duisternis van de concentratiekampen. ‘O meisjes van Dachau, o meisjes van Auswitch.’ We jankten ons met buikpijn en wijn door alle Mathausenliederen en bezwoeren elkaar om half zes in de morgen om nooit, maar dan ook nooit meer onze ogen te sluiten voor onrecht om ons heen, hoe klein en onbeduidend ook, als onrecht al klein en onbeduidend kan zijn!

Hoe dieper de nacht groeide, hoe onheilspellender de wereld ons leek, met de schimmen van opkomende homofobe, seksistische en racistische dictators en een groeiend onbehagen en onverschilligheid onder de mensen. Het was alsof de hoofdpersonen uit de liederen van Liesbeth List zich om ons heen verzamelden en ons influisterden om waakzaam te zijn. En blijven.

Maar goed, om negen uur werd het weer gewoon licht. We poederden onze oliebollen die veel te slap uit de magnetron kwamen, een vriendin bleek zomaar verliefd op een loensende studente achter de kassa bij de Appie op de hoek, een lieve buurvrouw werd dood aangetroffen in haar bed en de brandweer had haar met brancard en al door het raam moeten takelen, de hond durfde nog steeds niet de tuin in en bleef maar rondjes om de ontbijttafel draven (die nagels op de glanzende houten vloer van vriendin!) en er was iets niets goed met de mobiel van jongste dochter die zich vloekend en stampend in het toilet opsloot en de joggingbroek van vriendin zat wel erg strak. Kortom, het leven ging gewoon door.

We zaten aan de ontbijttafel met restjes van de avond ervoor, kaarslicht spiegelend in de ramen, op deze druilerige nieuwjaarsmorgen. De alledaagsheid van het gezinsleven liet ons de grimmigheid van de verhalen uit de nacht vergeten. Totdat we elkaar aankeken. Boven die gevulde tafel en omringd door gapende, kletsende vrienden en familie. Zij slikte een traan weg en ik ook. Gestorven baby’s, kinderen, ouders, broers en zussen, vrienden en onvoorstelbare wreedheden als een nachtmerrie achter ons, en wij, veilig in ons huis onder het vuurwerk dat 2019 inluidde, we konden ons niet eens voorstellen hoe het was. Die donkere oorlogen, spelonken vol onmenselijke gruwelijkheden.

‘Ik voel me zo ondankbaar,’ fluisterde zij, ‘en beschaamd. Ik mopper teveel, verdomme! en waarover? Lelijke selfie’s, te weinig vrije tijd, teveel vergaderingen, randjes vet aan de kip. Die collega die uit zijn bek stinkt. Ik ga het dit jaar anders doen.’ Ik knikte, kuste een tegenstribbelende zoon op zijn wang (‘Getver mam!’) en ‘Zullen we nog een keer luisteren?’ zei ik. We luisterden terwijl de tranen over onze wangen rolden. Onze kinderen rolden met hun ogen, ze fluisterden tegen elkaar, over ‘overgang,’ iemand mompelde ‘randdebielen,’ en een ander aaide over mijn hoofd en zei ‘je moet ook niet van die depressieve muziek luisteren.’ En toen dan eindelijk de deur achter hen dicht viel, zij gingen wél joggen, zette ik een nieuwe pot koffie en draaide zij de muziek harder.