Ons vakantiehuis in Picardië – deel 6

Blog

Voordat je verder gaat – lees eerst deel 1 tot en met 5.

Dochter kroop naast mij in bed. ‘Ze is bang,’ zei ik tegen vriend, die in de kamer naast ons ging slapen. Hij vroeg niet door en ik vertelde hem niet wat ik voelde – mijn angst die zich definitief in alle hoeken en gangen van het huis had genesteld. Hond volgde al mijn bewegingen, en zodra ik zat, legde hij zijn kop op mijn voeten. ‘Hij voelt het ook,’ zei dochter terwijl we onze tanden poetsten in de badkamer. Ik deed net of ik haar niet hoorde.

Mijn dagboek lag naast mijn bed. Maar wat als ik met mijn woorden onze angst tot leven zou brengen? Donkere schaduwen, zich rekkend over dochter die zich naast me in bed veilig waande. De trap die zou kraken onder onzichtbaar gewicht, de sleutel bij de kelder. Het huis wachtte. Ik sloeg mijn dagboek met een klap weer dicht. Zelfs dénken over de woorden die ik zocht om mijn angst te omschrijven, leek me gevaarlijk.

‘Gevaarlijk?’ Eén verkeerd woord kan de lezer uit het verhaal trekken – en het woord ‘gevaarlijk’ trok me uit mijn angst. Gevaar. Ik schoot rechtop in bed. Als we echt gevaar liepen, moesten we hier weg. Maar hoe overtuigde ik de rest, en hoe kreeg ik ze mee zonder paniek, moesten we inpakken of niet, en waar moesten we naar toe, midden in de nacht? Waren we in gevaar? Waren we nu als een gezin in zo’n film dat rustig gaat slapen, zo’n gezin waar je als kijker dan tegen mompelt, op je bank in je fleece deken, ‘Kijk toch uit, je gaat nu toch niet slapen!’ En dat je dan tegen elkaar zegt ‘Zo onrealistisch, in het echt vertrek je in zo’n situatie!’

Of was ik een overspannen schrijfster?

Ik rechtte mijn schouders. Ik zou niet schrijven, maar research doen. Het huis opzoeken op internet, de geschiedenis van het dorp en de omgeving. De beste vorm van procrastinatie voor een schrijver, en mooie afleiding. Misschien kon ik daarna weer helder denken. In de mooie kamer sloeg de klok. Twaalf slagen. Op mijn horloge was het half twee. Naast me gaapte dochter, ‘Hoor je dat mam? Hoe kan dat? De klok is toch kapot?’