Ons vakantiehuis in Picardië – deel 3

Blog

Voordat je verder gaat, eerst even deel 1 en 2 lezen.

Natuurlijk lachten ze me daarna keihard uit, hoe vaak ik ze ook uitlegde dat het écht anders leek, zo in het donker, en met die regendruppels die over het raam gleden. Hoe lastig is het dan om iemand te herkennen! Maar, ‘Mama, als jij je zoon niet meer herkent, ben jij degene die verandert ‘onder druk van je woorden, ‘ zei dochter. En trouwens, als er al een jongen buiten stond, ‘vreselijk spannend, boeh, een jongen! Je hebt teveel fantasie, en wil je niet meer zo hard gillen, jezus mam!’ zei een zoon.

Vriend keek me niet aan. Hij houdt niet van horror en thrillers, van geesten en van het idee dat geesten kunnen bestaan , en hij haat het als ik daarover praat, laat staan schrijf. Alsof ik ze daarmee toestemming geef om te leven.

Maar ik voelde de euforie. Een nieuw verhaal. Die avond ging ik schrijven, als iedereen sliep. Ik zuchtte diep. Daarna aten we aan de lange houten tafel en ik zag ons weerspiegeld in het raam, de jonge gezichten onder het licht van de drie lampen, de flakkerende kaarsen, de grote fruitschaal, de gebarsten gebloemde borden die we uiteindelijk in de hoge kast in de mooie kamer vonden. ‘Een gelukkige familie, onwetend van het kwaad dat hier leefde. De eerste nacht moest nog beginnen.’

Alles wat er nu ging gebeuren, stond in dienst van het verhaal dat ik ging schrijven. Het is raar maar zo voelt het als ik werk – alsof normale gebeurtenissen plotseling tweedimensionaal en verschillend te duiden zijn. De klok in de mooie kamer die tien uur sloeg, met een knarsend geluid, vermoeid bijna, een klapperend luik ergens boven, de lage lampjes in de tuin die rond half elf aansprongen, als een dwaalspoor in het gras. Doodgewone huisgeluiden die anders langs me afglijden, net zoals je ademt zonder daar continue van bewust te zijn. Maar nu werden ze essentieel voor de opbouw in mijn verhaal – en voelde ik de onrust in me groeien. Mijn laptop stond klaar, voor straks, als het huis stil was.

Na het eten doofde de jeugd alle lichten in het huis. Verstoppertje. Boven zong Harry Styles ‘Watermelon sugar’ en in de mooie kamer speelde een jazz cd die we boven op de kast vonden. De perfecte sfeer voor mijn verhaal. Ik wandelde alleen door de tuin, waar de wind de bomen liet kraken en het maanlicht kwam en ging. Het huis was als een spookhuis. De ramen écht als donkere ogen en de muziek kwam in flarden door de open ramen naar buiten. Boven zag ik licht aan en uit flikkeren, er werd gegild en gelachen en ergens hoorde ik de hond blaffen. Het kwam uit de keuken.

Ik zag hem staan in het licht van de maan. Hij blaft bijna nooit. Maar nu stonden zijn haren rechtop, zijn staart als een dikke pluim in de lucht. Hij blafte naar de kelderdeur.