Ons vakantiehuis in Picardië – Deel 4

Blog

Dit is deel 4, dus als je nog niet eerder las over ons vakantiehuis- begin bij deel 1.

Ik ben niet bang uitgevallen. Maar zijn geblaf raakte me, het wakkerde het onrustige gevoel aan dat sinds onze aankomst in me groeide. Onze hond blaft als hij iets raar vindt, of eng. Hij blaft nooit naar mensen. Wat het ook was waar hij op aansloeg – het was geen mens. Overal anders had die gedachte me gerust gesteld, maar niet hier.

Toch opende ik de keukendeur en zocht naar de lichtknop, de muur glad onder mijn tastende vingers. “Kom op, sssht!” zei ik tegen de hond, en een beetje tegen mezelf. Mijn stem trilde en leek in de keuken te verdwalen, in die donkerte en het lawaai van onze hond die ik nooit eerder zo tekeer hoorde gaan. Het maanlicht vervaagde en verdween. Er was iets mis. Ik schudde mijn hoofd. De hond blafte, naar een muis waarschijnlijk, of een ander dier dat door een kelder snuffelt. Dat was niet raar. Wat voor een dieren leven er in kelders?

Bewust leidde ik mijn gedachten weg van het donkere gevoel in mijn buik, naar mijn gezin en hun geliefden die ik ver weg hoorde in hun spel, als in een andere wereld. Want ik heb de neiging om mijn verhaal te leven, er in te verdwijnen. De hoofdpersoon, dat word ik, net als mijn andere personages die ik doorleef om ze op papier te laten ademen. En deze scene was perfect, te perfect, alsof ik hem zelf had geschreven – en de hoofdpersoon niet meer kon redden. Ik ademde zwaar uit, en de hond stopte abrupt met blaffen en stapte naar achteren het aanzwellende maanlicht in, met zwaaiende staart. Hij kwispelde en draaide rondjes, happend en huppelend. Alsof hij met een andere hond speelde.

‘Jip!,’ riep ik, ‘hier!’ Maar hij schoot hijgend met een vaart voor me langs, de keuken uit, zijn nagels tikkend over de vloer in de mooie kamer. Het heldere maanlicht schoof over de vloer achter hem aan en daarna was het alsof iemand het licht uit deed. De keuken zwart om me heen, muf, kloppend, levend, en ik wist het zeker – er liep iemand voorbij, de keuken uit, ik voelde het meer dan ik het hoorde, een warme nabijheid. ‘Doe eens niet zo flauw,’ fluisterde ik nog, maar er was niemand meer. Onder mijn rechterhand voelde ik de lichtknop.