Over (samen) ouder worden

Blog

Vriendin zat vanochtend alleen in haar zomerse tuin. De hond hijgend naast haar, in de schaduw van de tafel. Enkele jaren geleden stond er een schommel midden op het gazon. Toen was de zandbak nog een zandbak, in plaats van een soort afvalkuil waar ze ooit nog een mooie plantenbak van zou maken. Toen zou ze het zwembad opgezet hebben op deze eerste zomerse dag, de kinderen gillend om haar heen, ‘en dan zou ik gevloekt hebben, verdomme, in die hitte!’

Vandaag was er niemand thuis, behalve haar man. Hij maakte fruitsalade, zoals hij dat ook deed toen de kinderen klein waren. Ze aten buiten, tegenover elkaar aan de grote tuintafel. De zon scheen en de wind fluisterde mooi door de lavendel. Maar nee, het was anders, zei ze. Logisch, zo met zijn tweetjes. Ze dronken zwijgend koffie en hij vroeg of er iets was. Nee, het had niets met hem van doen, zei vriendin. En daarna ruimden ze de tafel af en was alles weer schoon. En het bleef schoon, uren achter elkaar.

Hij werkte boven en zij schreef in de tuin. De hond sjokte achter haar aan. Hij zat achter haar op de grond toen ze de afwasmachine inruimde, wachtte onderaan de trap toen ze zich omkleedde en volgde haar de tuin in, waarna hij met een diepe zucht zijn kop op haar blote voeten legde, onder de tafel waaraan zij zat te werken.

‘Wat zit jij te miepen,’ mopperde ze tegen de hond en daarna verslikte ze zich in haar water en liep met tranende ogen naar binnen. ‘Hij is een soort schaduwziel,’ appte ze me, ‘Hij voelt dat ik melancholiek ben en is het van de weeromstuit zelf. Zo vermoeiend! Want dan voel ik me schuldig omdat hij verdrietig is!’ En daarna luisterde ze Bob Dylan die zong over de liefde van zijn leven Sara en hoe hij op een duin lag en naar de hemel keek, toen de kinderen klein waren en op het strand speelden.

Haar man vroeg waarom ze huilde. En waarom ze verdrietig was. Of het iets met hem te maken had? Nee, zei vriendin, en dat vond hij dan ook weer lastig, want hij was de enige andere persoon in huis, en natuurlijk, zo zonder kinderen moesten ze het toch echt met elkaar doen en als zij dan de hele tijd zo depressief deed. ‘Hoezo depressief ‘doen’,’’ zei vriendin, ‘alsof ik dat ‘doe’! Depressief zijn is iets wat je voelt. En ik ben niet depressief. En niet alles draait om jou.’ Daar werd hij niet rustiger van. Het stelde hem ook niet gerust, hij wilde haar toch helpen en voor hem was het toch niet anders dan voor haar, en hij wist toch zeker ook wel hoe het voelde, zo zonder kinderen. Hoezo had het niets met hem van doen, hoe zij zich voelde!

Ze ruzieden totdat het schemerde, net zoals vroeger. En in het halfdonker zaten ze tegen elkaar aan op de bank, met een glas wijn en kaas. “Weet je nog,” zei vriendin, “dat we hompen kaas aten omdat we niets anders in huis hadden? “ Hij knikte met het begin van een lach, want hij was nog boos en wilde niet dat zij hem kuste. En ook hij was melancholiek nu, met die herinnering aan dat zwembad in de tuin. Verdrietig. “Ik niet meer hoor, ik voel me stukken beter,” zei vriendin, “zullen we samen iets leuks kijken vanavond?”