Mijn papa overleed in zijn verzorgingstehuis, tussen lieve verzorgenden die van vakantie terug kwamen en hem niet meer herkenden. Mager onder de lakens, met een scheve mond en een raspende ademhaling.
“Dag,” zei een van hen na de eerste nacht dat wij er waakten, “dag lieve Henk, het was fijn met jou. Ik heb veel van je geleerd over John Lennon.”
Het is druk in de zorg. Er zijn te weinig mensen. Iedereen doet zijn best, en iedere dag wisselen de gezichten. Mijn vader ontving die laatste weken veel mensen die hij niet kende. Onbekende vriendelijke bezoekers in zijn kamer, die niets van zijn verhalen begrepen, zijn woorden en boeken niet kenden.
Hij lag in zijn vertrouwde bed en dreef van ons weg. Zijn kamer was als een eiland en het huis deinde en leefde. Geschuifel op de gang, een meneer met een rollator die deur na deur open duwde. Een mevrouw die haar kamer kwijt was, de kibbelende dames aan tafel bij de activiteitenbegeleidster. Er was een sleutel kwijt, en nu konden de ramen niet open.
Het ritme van het huis, in een trage stoet van bewoners en bezoekers.
Die twee nachten dat we er sliepen, klonk telkens een vrouwenstem, “Zuster, zuster, kom, ik houd het niet meer.” Een korte stilte en daarna “Zuster, zuster!” Haar stem dwaalde door de lege donkere gang, waar alleen nachtlampjes branden. Af en toe klapte de tussendeur open, een sleutel in het slot, de voetstappen van de verzorgenden en dan een geruststellende stem, het zangerige antwoord van de vrouw, gefluister dat uiteindelijk overging in stilte.
Ik schaamde me. Zij zorgden voor mijn vader, voor andermans vaders en moeders. Ik kwam op bezoek, ik wandelde met mijn vader, ik lachte met hem. Maar zij zorgden voor hem. We vroegen hoe het met hem ging. Af en toe dacht ik dat ik het zag in hun ogen. Nu ging hij dood en waren wij hier dag en nacht.
In de vroege ochtend pruttelde de koffie in het donkere keukentje, met een lichtje boven het aanrecht. In de huiskamer wachtten de fauteuils, hun leuningen als open armen. Fluisterende schoonmaaksters bij het raam waarachter vlaggen wapperden van het land dat de bewoners die week bezochten.
Mijn papa is er niet meer, en in zijn kamer slaapt nu iemand anders. Iedere keer als ik schuifelende voetstappen hoor, ben ik daar. In dat slapende huis. Een verstilde wereld vol kostbaar lief leven, achter de ramen.