Als serieus schrijfster sloot ik me naar goed gebruik vijf dagen op in een vakantiehuisje aan zee, samen met zus. We arriveerden tijdens de donkere dagen voor kerst. De ideale sfeer voor onze ingetogen wensen; ik zou schrijven en zus zou studeren. Bij aankomst schemerde het al en de droevige eenzaamheid die over het vakantiepark hing sterkte ons in ons voornemen. We zouden een strak schema hanteren en de zakelijke maar praktische eenvoud van ons huisje ging ons daarbij ondersteunen.Eenmaal uitgepakt verzetten we de tafel zodat we genoeg ruimte hadden voor onze laptop, boeken en notitieblokken. Ik haalde de kerstboom met verlichting uit de auto en zus toverde een kerstster uit haar tas, die we voor het raam hingen. Daarna zwierven we door het donkere dorp, op zoek naar een winkel. De kerstlichtjes boven de huizen schommelden in de wind en de zilte regen was als een mist die ons langzaam maar zeker het zicht benam. De route leek ons even troosteloos als eindeloos, met de supermarkt die als een verlicht monster opdoemde aan de rand van een braakliggend terrein, tussen zwarte plassen.
Die eerste nacht sliep ik slecht. De regen suisde in een overweldigend ruisen om het huis, een geluid dat ons eerder die avond opschrok omdat het leek alsof we ons plotseling in een machinekamer bevonden. Op de gang tussen onze slaapkamers trippelde hond ongerust over het zeil en ik droomde over vloedgolven.
De volgende morgen schreef ik tijdens mijn eerste koffie. We zouden werken. Maar de zee lonkte en hond moest toch ook een flinke wandeling maken. Daarna bleek het onmogelijk om het verwarmde dorpsterras met een paar verwaaide toeristen te negeren; de jonge ober verwelkomde ons als beste vrienden en we dronken er hete koffie en hond kreeg water. Die middag werkten we nog een paar uur.
De andere dagen waren als die eerste dag. We wandelden, werkten en slaakten kreten bij de zee die zich in ontelbare kleuren blauw en grijs voor ons uitrekte, in luie wit gekraagde golven. Op het scherm kreeg mijn verhaal verder vorm, terwijl om het huis een winterse zon opkwam en weer daalde, als in een te snel afgespeelde film. De dagen werden korter en korter en wij wandelden en werkten in een koortsig tempo met het einde van de week als een muur voor ons. De uren verdwenen in de donkerte van de nacht, die ons steeds vroeger insloot.
Toen we de laatste dag in de stromende regen het park afdraaiden, twijfelden we nog even over een laatste wandeling. Onze werkvakantie alweer een herinnering op het moment dat we weg reden van de duinen. Die korte week is als een winters intermezzo, een schitterend kleinood, bijna tastbaar in mijn hand. Ons huisje als een warme boot, schommelend tussen de zee, de nacht en de regen. Ik zocht er naar woorden die ik zojuist vond. En nu wil ik terug.