April in Wissant, Nord pas de Calais. Ons vakantiehuis vinden we aan de rand van het dorp, of beter gezegd, boven het dorp, met door elk raam uitzicht op de zee, zelfs in de douche. Een uitzicht dat voortdurend verandert. Want de zee kleurt mee met de zon en slagregens, is angstaanjagend zwart en leeg in de nacht, met donder en bliksem en hagel, die onze kiezeltuin die eerste nacht wit kleurt.
We komen aan in Wissant in een klapperende wind die de boulevard heeft leeg geblazen. Ook de huizen aan de kust met hun wit geaderde muren hurken verlaten tegen elkaar aan. Alsof iedereen het dorp ontvluchtte, en wij de enigen zijn die de waarschuwing (voor god weet wat) niet meekregen. Niets mooier dan een verlaten vakantie dorp, alsof je de eerste toerist bent die er voet aan wal zet en er nog iets te ontdekken valt. Die avond sla ik de eerste bladzijde van mijn boek open, “Ik was achttien jaar toen Gauvain voorgoed een plaats in mijn hart veroverde, of dat waarvan ik toen dacht dat het mijn hart was terwijl het nog maar mijn buik was.”
Want waar beter dan hier, in Wissant, kan ik ‘Zout op mijn huid ‘ van Benoite Groult herlezen? Omringd door plaatsnamen als Tardinghen, Landrethun-de-nord, Beuvrequen en iets verder langs de kust Baincthun. Schurende onuitspreekbare namen die bij deze kust horen, vol van de klanken en zeelucht uit Zout op mijn huid. Wissant ligt tussen Cap gris Nez en Cap Blanc Nez, nog meer namen die tot de verbeelding spreken. Een passend decor voor ‘het verhaal van de levenslange passie tussen een Parisienne en een zeeman’, George en Gauvain. Ik zie ze besmuikt hand in hand wandelen, hun eerste nacht samen, en waarom niet hier, op de rotsen onder Cap Gris Nez? Als je een boek maar vaak genoeg leest, worden de hoofdpersonen oude bekenden die je zomaar in een dorp kunt tegenkomen.
Zo hebben we nog drie hele dagen voor ons, en uit het niets is het plotseling de laatste dag, en gaan we morgen naar huis. Die laatste twee dagen gaan te snel, zoals Benoite Groult schrijft ‘als het laatste zand in een zandloper.’ De tijd versnelt als het aantal uren dat je nog te gaan hebt kleiner wordt. Uren die je liefst zou rekken, zoals je de tijd zou willen rekken om een verlies uit te stellen.
Benoite Groult stierf vorig jaar, 96 jaar oud. Ze overleefde vijftien jaar lang haar vier jaar jongere zus, met wie ze verschillende boeken schreef. Een zusje blijft een zusje, ook als je beiden bejaard bent. Naast mijn bed thuis ligt ‘Dagboek voor vier handen,’ hun gezamenlijke dagboek uit de tweede wereldoorlog. Twee mijmerende, egoïstische en kibbelende jonge meisjes stemmen, zoals zussen zijn als ze de luxe hebben elkaar nog te irriteren. Heeft Benoite Groult haar zusje (en beste vriendin) nog doen herleven in een boek, zoals ze George en Gauvain onsterfelijk maakte?
De laatste avond in Wissant. Hand in hand met dochter, op de steile weg achter ons vakantiehuis. De zee een rollende muur boven de daken van het dorp. De regen komt op ons af in zilte windvlagen, en we blijven staan. Groen bijna fluorescerend lenteblad om ons heen, de geur van nat bos, de lucht donker met een randje licht aan de horizon boven de zee. We blijven staan, regen op onze huid, totdat we het te koud krijgen. Zwijgend, ook dochter, die misschien net als ik voelt hoe de natuur deze minuten voor altijd in ons geheugen prent. Ons huis warm, en de regen klettert tegen de ramen. De laatste bladzijdes van mijn boek bewaarde ik voor deze avond.
Vanavond sterft Gauvain, sla ik ‘Zout op mijn huid,’ weer dicht en is de vakantie voorbij.